Dit is een onbewust proces, het is een beschermingsmechanisme van ons systeem. De onverdraaglijke traumaervaring wordt naar ons onbewuste gestuurd.
Ons bescherming- ofwel overlevingsmechanisme ontwikkelt strategieën die ervoor zorgen dat de trauma-ervaring buiten onze gewaarwording blijft. Het wil het liefst elke herinnering aan de ervaring vermijden. De strategieën en patronen om dat voor elkaar te krijgen worden na een tijd steeds geavanceerder, subtieler en georganiseerder. Ze beginnen deel uit te maken van ons dagelijks leven en we kunnen uiteindelijk denken dat dit onze identiteit of persoonlijkheid is. We gaan de overlevingsstrategieën verwarren met wie we werkelijk zijn.
Trauma van de identiteit
Dat is het trauma dat het pasgeboren (of zelfs nog ongeboren) kind meemaakt als de verbinding (hechting) met zijn moeder verstoord of verontrustend is – en soms zelfs afwezig is – en wel in zo’n mate dat het kind van een situatie met veel stress in een staat van trauma belandt. Een scheiding of verstoring heeft een diepgaand effect op het gevoel van veiligheid en het voortbestaan van het kind.
Een verstoring van de verbinding met de moeder kan ontstaan door een fysieke scheiding van moeder en kind over een langere periode (bijvoorbeeld als het kind in de couveuse ligt of bij een ander familielid wordt ondergebracht omdat de moeder te ziek is om voor het kind te zorgen). Elke vorm van fysieke scheiding die voor het kind te lang duurt en stress veroorzaakt, zal waarschijnlijk tot een trauma leiden.
De meest voorkomende oorzaak van dit trauma is echter te wijten aan het onvermogen van de moeder om emotioneel en liefdevol aanwezig te zijn voor haar kind, wat hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door haar eigen traumatisering.
Voor het kind is het enorm beangstigend wanneer het uitreikt naar de moeder en die uitreiking niet beantwoord wordt. Of wanneer een moeder niet reageert op de behoeften van de baby. In het prille begin zijn we in symbiose met de moeder. Er is nog geen sprake van een eigen IK van het kind. De baby identificeert zich met de moeder. Zelfs al in de baarmoeder neemt het haar gevoelens, emoties en stress over. Stresshormonen komen via de navelstreng binnen. Traumatische imprints (bijvoorbeeld geweld dat de moeder meemaakt tijdens de zwangerschap of schrikreacties van de moeder) worden opgeslagen in het brein, in het lichaam van de baby.
Als het kind – in de fase van de ontwikkeling van de autonomie – een moeder en/of vader met een trauma aantreft – die psychisch niet ‘beschikbaar’ zijn dan ontstaat in de resonantie niet een duidelijk IK en JIJ = WIJ. Je kunt daardoor je eigen IK niet goed ontwikkelen. Je neemt dan de patronen van de moeder en/of de vader over. We resoneren aanvankelijk alleen op onze moeder. Later op de vader.
Het trauma van de identiteit ontstaat. IK= JIJ en JIJ = WIJ.
De IK vorming is getraumatiseerd. De identiteit is getraumatiseerd.
Het kind is totaal afhankelijk van de moeder, van het systeem. De behoeften van de moeder en de behoeften van het kind kunnen niet tegelijkertijd vervuld worden. Wat er dan gebeurt is dat het kind de eigen behoeftes en eigen wil opgeeft om de relatie met de moeder in stand te houden. IK wordt WIJ. Dit doen we door bijvoorbeeld heel lief te zijn, je aan te passen, vooral niet lastig te zijn (want je moeder heeft het al zo zwaar), het zonnetje in huis te zijn (opvrolijken van je moeder), haar niet lastig te vallen met je eigen verdriet, alles zelf op te lossen, je terug te trekken.
Gevolgen van trauma van de identiteit
Het trauma van de identiteit beïnvloedt je levenslang en de gevolgen hiervan zijn enorm. De overlevingsstrategieën zorgen ervoor dat je jezelf volledig kwijt raakt. Er zijn wel wat kenmerken/signalen te noemen die voor mensen met een trauma van de identiteit heel herkenbaar zijn:
– ‘Wie ben ik ?’, is een veelgehoorde vraag in de praktijk. Doordat je je eigen IK moest opgeven, weet je eigenlijk niet meer wie je nou bent.
– Volwassenen die zich volledig aanpassen aan de wil en behoeften van een ander.
– Onderdrukte (soms niet ontwikkelde) eigen wil. Op een gegeven moment weet je niet meer wat je wilt.
– Afleiding van zichzelf ( zodat je alleen met moeite in verbinding kunt zijn met gevoelens, ook van lichaamsgevoel).
– Zelfuitputting, de aandacht richten op de wil van de ander. Signalen van je lijf niet oppikken.
– En maar doorgaan. Geen grenzen voelen en grenzen niet kunnen aangeven.
– Zichzelf zo lang mogelijk staande proberen te houden. Je voelt niets meer.
– Op wilskracht leven. (geen vrije wil)
Er is gelukkig een uitweg:
– Als je gaat begrijpen waarom jij je op een bepaalde manier bent gaan gedragen en beseft dat het vermijdingsgedrag en ontkenning van de pijn van het trauma is.
– Als je inzicht in je overlevingsstrategieën groter wordt en beseft dat zij je ooit gered hebben van de verschrikkelijke ervaringen van destijds. Maar dat dezelfde strategieën nu belemmerend kunnen werken in je leven.
– Als je inziet dat je nu niet meer zo hulpeloos bent als toen je zo klein was en nu zelf de regie weer in handen kunt nemen.
– Als je erkent dat jij als heel jong kind, heel hulpeloos en angstig bent geweest en dat dit angstige, hulpeloze deel van jou onderdeel uitmaakt van wie jij nu bent. Het leidt tot meer compassie voor jezelf.
– Als je beseft dat je een keuze hebt: je kunt altijd zelf de keuze maken om hulp te zoeken om de tegenstrijdigheden in jezelf op te lossen. Maar alleen jij kunt dat doen.
Met dank aan de wijze woorden van Gwen Timmers, Vivian Broughton, Franz Ruppert